ECLI:NL:CRVB:2014:308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand door schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 8 november 2011 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij hij aangaf woonachtig te zijn op een specifiek adres in Amsterdam. Echter, tijdens een onderzoek door de gemeente Amsterdam bleek dat de informatie die appellant had verstrekt over zijn woonadres niet overeenstemde met de feitelijke situatie. De handhavingsspecialisten konden niet vaststellen waar appellant zijn hoofdverblijf had, wat leidde tot de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag op 8 december 2011.
De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, stellende dat hij de inlichtingenverplichting niet had geschonden. Hij voerde aan dat hij zijn nieuwe adres als hoofdverblijf had opgegeven en dat hij tijdelijk op een ander adres verbleef terwijl hij zijn nieuwe woning aan het opknappen was.
De Raad oordeelde dat appellant onjuiste en onvolledige informatie had verstrekt over zijn feitelijke woonadres, wat in strijd was met de inlichtingenverplichting uit de WWB. De Raad concludeerde dat het college terecht de aanvraag om bijstand had afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.