ECLI:NL:CRVB:2014:3067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toelating tot de maatschappelijke opvang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, een Ghanese vrouw geboren op 17 augustus 1979, had een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam voor maatschappelijke opvang na haar ontslag uit het ziekenhuis. Het college had haar aanvraag op 1 maart 2012 afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating tot de maatschappelijke opvang volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde haar bezwaar ongegrond op 20 juli 2012.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat het college in de bezwaarfase alsnog opvang had verstrekt, wat volgens haar had moeten leiden tot een gegrondverklaring van haar bezwaar. Ook stelde zij dat het college de kosten van bezwaar had moeten vergoeden en dat er snel bemiddeld had moeten worden naar een geschikte woning.
De Raad overwoog dat het college in de bezwaarfase had gehandeld naar aanleiding van de feitelijke ontwikkelingen en dat er ten tijde van het primaire besluit geen noodzaak was om appellante op te vangen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 september 2014.