ECLI:NL:CRVB:2014:3059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die zich permanent in Turkije heeft gevestigd. Appellant ontving vanaf 23 oktober 1996 een WAO-uitkering, maar deze werd per 1 februari 2004 ingetrokken. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2009, werd appellant opnieuw in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering per 29 april 2008, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%.
In 2011 werd appellant onderzocht door psychiater W.M.J. Hassing, die concludeerde dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden waren. Echter, de verzekeringsarts van het Uwv kwam tot een andere conclusie en stelde dat appellant wel degelijk mogelijkheden had om arbeid te verrichten. Dit leidde tot een herziening van de WAO-uitkering per 15 januari 2012 naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.
Appellant ging in bezwaar tegen deze herziening, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat appellant over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikte. De Raad onderschreef de medische grondslag van het bestreden besluit en oordeelde dat de informatie van de behandelend sector summier was en niet leidde tot een ander oordeel.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de bevindingen van psychiater Hassing als onvoldoende gemotiveerd te beschouwen en dat de bezwaarverzekeringsarts adequaat had gerapporteerd. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.