ECLI:NL:CRVB:2014:3059

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
12-6739 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die zich permanent in Turkije heeft gevestigd. Appellant ontving vanaf 23 oktober 1996 een WAO-uitkering, maar deze werd per 1 februari 2004 ingetrokken. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2009, werd appellant opnieuw in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering per 29 april 2008, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%.

In 2011 werd appellant onderzocht door psychiater W.M.J. Hassing, die concludeerde dat er geen duurzaam benutbare mogelijkheden waren. Echter, de verzekeringsarts van het Uwv kwam tot een andere conclusie en stelde dat appellant wel degelijk mogelijkheden had om arbeid te verrichten. Dit leidde tot een herziening van de WAO-uitkering per 15 januari 2012 naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.

Appellant ging in bezwaar tegen deze herziening, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat appellant over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikte. De Raad onderschreef de medische grondslag van het bestreden besluit en oordeelde dat de informatie van de behandelend sector summier was en niet leidde tot een ander oordeel.

De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de bevindingen van psychiater Hassing als onvoldoende gemotiveerd te beschouwen en dat de bezwaarverzekeringsarts adequaat had gerapporteerd. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

12/6739 WAO
Datum uitspraak: 5 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 november 2012, 12/1188 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Turkije (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.G. Voets, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2014. Namens appellant is verschenen mr. Voets. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Aan appellant, die zich blijvend in Turkije heeft gevestigd, is met ingang van 23 oktober 1996 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, toegekend. Deze uitkering is met ingang van 1 februari 2004 ingetrokken. Nadat appellant zich begin 2009 toegenomen arbeidsongeschikt had gemeld, is na medisch onderzoek geconcludeerd dat appellant geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Op grond daarvan is appellant met ingang van 29 april 2008 in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is appellant in opdracht van het Uwv op 24 mei 2011 onderzocht door psychiater W.M.J. Hassing. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in het rapport van 26 mei 2011. De verzekeringsarts van het Uwv heeft appellant onderzocht en heeft op 6 juni 2011 gerapporteerd. Deze arts heeft geconcludeerd dat er, in tegenstelling tot de onderzoeksbevindingen in 2009, wel sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, dat de psychische klachten in redelijke mate worden geobjectiveerd, de lichamelijke klachten slechts zeer beperkt zijn, en heeft op 6 juni 2011 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Met inachtneming van die FML is arbeidskundig onderzoek verricht, waarbij is vastgesteld dat appellant met diverse functies nog een zodanig inkomen kan verwerven dat ten opzichte van zijn maatgevende inkomen sprake is van een loonverlies van ongeveer 57%.
1.3. Bij besluit van 11 juli 2011 is vervolgens de WAO-uitkering van appellant met ingang van 15 januari 2012 herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.
1.4. Namens appellant is in bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2011 onder meer aangevoerd dat het Uwv niet heeft gemotiveerd waarom er bij de onderhavige beoordeling wel mogelijkheden tot het verrichten van arbeid zijn aangenomen, terwijl deze er naar het oordeel van het Uwv per 29 april 2008 niet waren en er geen sprake is van een gewijzigde medische toestand. Een verklaring van het staatsziekenhuis van Denizli van 23 november 2011 wordt ingebracht. Voorts is aangevoerd dat appellant niet in staat is de geduide functies te verrichten.
1.5. De bezwaarverzekeringsarts heeft in het rapport van 29 december 2011 toegelicht waarom er thans wel duurzaam benutbare mogelijkheden zijn aangenomen. Er is gemotiveerd waarom er bij appellant geen sprake is van schizofrenie; zowel psychiater Hassing als de verzekeringsarts maken geen melding van psychotische klachten en het dagelijks functioneren van appellant wijst niet op schizofrenie op de datum in geding. De verklaring van het staatsziekenhuis van 23 november 2011, waarin melding wordt gemaakt van schizofrenie en waarin appellant om die reden niet in staat wordt geacht arbeid te verrichten, is summier en niet nader onderbouwd. De voor appellant geldende beperkingen passen binnen de aard en ernst van de gevonden stoornissen, zij het dat de verzekeringsarts de door psychiater Hassing vermelde beperkingen niet allemaal heeft vertaald naar de FML. De bezwaarverzekeringsarts heeft de FML gewijzigd en de door hem van toepassing geachte beperkingen vastgelegd in een FML van 29 december 2011.
1.6. De bezwaararbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 29 december 2011 nadere functies geselecteerd en vastgesteld dat appellant, gegeven de mediane loonwaarde van die functies, een verlies aan verdienvermogen lijdt van ruim 57%, overeenkomend met indeling in de klasse 55 tot 65%.
1.7. Nadat de bezwaarverzekeringsarts in het rapport van 31 januari 2012 had gemotiveerd waarom er geen aanvullende beperkingen worden aangenomen, heeft het Uwv bij besluit van 2 februari 2012 (bestreden besluit), voor zover van belang, het bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2011 gegrond verklaard, beslist dat appellant op en na 15 januari 2012 ongewijzigd blijft ingedeeld in de klasse 80 tot 100%, en de WAO-uitkering van appellant met ingang van 13 juli 2012 herzien naar de klasse 55 tot 65%.
2.1. Namens appellant zijn in beroep in grote lijnen dezelfde gronden naar voren gebracht als in bezwaar. Daaraan is, als subsidiair standpunt, toegevoegd dat de bezwaarverzekeringsarts op basis van het rapport van psychiater Hassing meer beperkingen had moeten aannemen. Voorts is een verklaring van de dochter van appellant en van de behandelend psychiater van
3 augustus 2012 ingebracht.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. In de rapporten van de (bezwaar)verzekeringsartsen worden de door appellant op de datum in geding geldende beperkingen deugdelijk gemotiveerd. De verklaringen van de behandelend sector zijn zeer summier en niet onderbouwd met (medische) argumenten en leiden dan ook niet tot een ander oordeel. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat voldoende is toegelicht dat appellant in staat wordt geacht de geselecteerde functies te verrichten.
3.
Namens appellant is in hoger beroep herhaald de stelling dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Ten opzichte van de eerdere beoordelingsdatum van 29 april 2008 zijn geen wijzigingen opgetreden en het Uwv heeft niet gemotiveerd waarom er op de datum in geding wel mogelijkheden tot het verrichten van arbeid zijn. De conclusies van psychiater Hassing kunnen niet worden gevolgd, gezien de medische informatie uit 2009 en de informatie van de behandelend sector. Subsidiair wordt aangevoerd dat het Uwv de bevindingen van psychiater Hassing niet op de juiste wijze heeft vertaald naar de FML. Appellant heeft de Raad verzocht een onafhankelijke deskundige te benoemen. Tot slot heeft appellant aangevoerd dat hij niet in staat is de geduide functies te vervullen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd, wordt onderschreven. Het medisch onderzoek dat door het Uwv in 2009 is verricht, heeft geleid tot de diagnose schizofrenie en tot de conclusie dat sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden per 29 april 2008. Het medisch onderzoek met betrekking tot de datum in geding is mede gebaseerd op een psychiatrische expertise van Hassing en zelfstandig onderzoek door de verzekeringsarts. Hassing heeft geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een chronisch fluctuerende aanpassingsstoornis. Appellant is hierdoor snel onzeker en angstig. Volgens psychiater Hassing heeft hij beperkingen in het nemen van initiatief, in het uiten van emoties, in de samenwerking en in het omgaan met conflicten. De verzekeringsarts heeft beperkingen in onder meer het persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen en gemotiveerd waarom er geen sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. De bezwaarverzekeringsarts heeft, zoals hierboven onder 1.5 is weergegeven, gemotiveerd waarom het huidige onderzoek en de informatie van de behandelend sector, niet heeft geleid tot het stellen van de diagnose schizofrenie en tot aannemen van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Dat het Uwv in het verleden wel tot deze conclusies is gekomen, betekent niet dat daar voor een latere datum niet (gemotiveerd) vanaf kan worden geweken. In dit geval is zorgvuldig onderzoek verricht naar de beperkingen en mogelijkheden van appellant op de datum in geding en daaruit heeft het Uwv kunnen concluderen dat appellant over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikt. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld is de informatie van de behandelend sector summier en geeft het geen inzicht in de vraag waarom bij appellant geen sprake is van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid.
4.2.
Het subsidiaire standpunt van appellant dat de bevindingen van psychiater Hassing niet op juiste wijze zijn vertaald naar de FML, wordt niet gevolgd. De rechtbank heeft in dit verband terecht geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts in de rapporten van 31 januari 2012 en 3 mei 2012 voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat tot het aannemen van aanvullende beperkingen. In het voorgaande ligt besloten dat er geen aanleiding wordt gezien een deskundige te benoemen.
4.3.
Ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat, bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de in bezwaar geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn voor hem.
4.4.
Uit hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2014.
(getekend) M.M. van de Kade
(getekend) B. Fotchind

RH