ECLI:NL:CRVB:2014:3048

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
12-4661 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die sinds 1 december 2009 niet meer kan werken als schoonmaker vanwege diverse gezondheidsklachten, waaronder psychische klachten, longklachten, rugklachten en hoofdpijn. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 24 oktober 2011 vastgesteld dat appellant met ingang van 29 november 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en heeft zijn bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard op 1 februari 2012. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 13 juli 2012 het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat de door het Uwv geduide functies geschikt waren voor appellant.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. Hij stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten en andere gezondheidsproblemen, en dat er meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen. Het Uwv heeft in het hoger beroep bevestigd dat de eerdere beoordeling juist was en dat er geen nieuwe informatie is die de medische beoordeling in twijfel trekt.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank de gronden van appellant op juiste wijze heeft besproken. De Raad oordeelt dat de informatie van de behandelaars van appellant voldoende was om tot een verantwoord oordeel te komen en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/4661 WIA
Datum uitspraak: 17 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 juli 2012, 12/731 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. Aksözek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant is op 1 december 2009 uitgevallen voor zijn werkzaamheden als schoonmaker voor gemiddeld 40,88 uur per week in verband met psychische klachten, longklachten, rugklachten en hoofdpijn.
2.
Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat hij met ingang van 29 november 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 1 februari 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust en dat de geduide functies voor appellant geschikt zijn. De rechtbank heeft in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding gezien voor twijfel aan de geschiktheid van appellant voor de door de bezwaararbeidsdeskundige geduide functies.
4.1.
Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen. Hij heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. Daarbij is gesteld dat vanwege psychische klachten, rugklachten, migraine, astmatische bronchitis en het medicijngebruik te weinig beperkingen zijn aangenomen. Appellant heeft verwezen naar de bevindingen van zijn behandelaars, waaruit volgens hem volgt dat hij meer of verdergaand beperkt is. Voorts zou de bij appellant vastgestelde depressie op grond van het protocol depressieve stoornissen tot meer beperkingen hebben dienen te leiden, waaronder een urenbeperking.
4.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
In hoger beroep heeft appellant de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. De rechtbank heeft de gronden van beroep op juiste wijze besproken. De stukken bevatten voldoende informatie over de gezondheidstoestand van appellant op de in geding zijnde datum om tot een verantwoord oordeel te komen. De informatie van de fysiotherapeut, de huisarts, de psycholoog en de longarts waarmee het Uvw ten tijde van de beoordeling bekend was, biedt geen aanknopingspunten voor de stelling dat appellant op de datum in geding meer of anders beperkt was dan door het Uwv is aangenomen.
5.2.
In hoger beroep heeft appellant geen informatie ingediend die grond oplevert voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. Het medicatieoverzicht van
22 april 2011 doet hieraan niet af. Die gegevens waren bij de bezwaarverzekeringsarts bekend en zijn meegewogen bij de beoordeling. Met betrekking tot de stelling van appellant dat een urenbeperking moet worden aangenomen wordt gewezen op het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 13 september 2012, waarin onderbouwd is aangegeven dat er geen reden is voor het stellen van een urenbeperking. De beoordeling van de rechtbank ten aanzien van de medische aspecten wordt dan ook onderschreven.
5.3.
Ten aanzien van de arbeidskundige kant van de schatting wordt volstaan met te verwijzen naar de overwegingen in de aangevallen uitspraak waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
5.4.
De overwegingen 5.1 tot en met 5.3 leiden tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) W. de Braal
IvR