ECLI:NL:CRVB:2014:3045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WW-uitkering wegens inkomsten als zelfstandige en schending van de hoorplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die een WW-uitkering ontving, had toestemming gekregen om een eigen bedrijf te starten, maar zijn uitkering werd verrekend met de inkomsten die hij als zelfstandige genoot. Dit leidde tot een terugvordering van € 7.020,- door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant stelde dat hij onvoldoende was geïnformeerd over de gevolgen van zijn inkomsten voor zijn uitkering en dat hij niet had afgezien van zijn recht op een hoorzitting. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het ongedateerde besluit van het Uwv niet-ontvankelijk, maar verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij het terugvorderingsbedrag werd verlaagd naar € 4.206,80.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij niet goed was geïnformeerd door het Uwv. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant had afgezien van zijn recht op een hoorzitting en dat er geen schending van de hoorplicht was. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het informeren over de wet- en regelgeving, en dat zijn beroepsgrond niet kon leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier.