ECLI:NL:CRVB:2014:3033
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en inlichtingenverplichting in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), was niet verschenen op meerdere afspraken met het college van burgemeester en wethouders van Veendam en had de gevraagde stukken niet overgelegd. Hierdoor kon het recht op bijstand over een aantal maanden niet worden vastgesteld. Het college had de bijstand van appellant met ingang van 1 december 2010 ingetrokken, wat door de rechtbank in een eerdere uitspraak werd bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant gesteld dat hij alsnog de gevraagde stukken had overgelegd, maar het college gaf aan dat niet alle inkomensspecificaties waren ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstand over de maanden december 2010 en februari 2011 niet gehandhaafd kon worden, omdat appellant wel loonspecificaties had overgelegd voor deze maanden. De Raad heeft het bestreden besluit in zoverre vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op basis van de overgelegde inkomensspecificaties.
De Raad heeft echter ook geoordeeld dat voor de overige maanden in de beoordelingsperiode de intrekking van de bijstand terecht was, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van 16 maart 2012 gegrond verklaard, met de opdracht aan het college om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat appellant pas in hoger beroep de gevraagde gegevens had overgelegd.