ECLI:NL:CRVB:2014:302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet in behandeling genomen bijstandsaanvraag en de hersteltermijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had op 16 maart 2011 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze aanvraag niet in behandeling genomen. Dit gebeurde omdat de appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had overgelegd, ondanks dat hij op 30 mei 2011 stukken had ingeleverd. Het college stelde dat de aanvraag niet in behandeling kon worden genomen omdat de stukken na afloop van de hersteltermijn waren ingediend.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. Hij voerde aan dat de geboden hersteltermijn onredelijk kort was en dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de termijn voor het indienen van de gevraagde gegevens niet onredelijk kort was. De appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om de gegevens binnen de gestelde termijn in te leveren en had ook geen verzoek om uitstel gedaan.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te laten. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat het college in strijd met het evenredigheidsbeginsel had gehandeld door de aanvraag niet in behandeling te nemen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.