ECLI:NL:CRVB:2014:3007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die als office manager werkte en op 22 april 2008 wegens ziekte uitviel. Na een beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd vastgesteld dat appellante vanaf 20 april 2010 geen recht meer had op een WIA-uitkering. Op 2 september 2011 meldde zij zich opnieuw ziek, waarna haar een Ziektewet-uitkering werd toegekend. Deze uitkering werd echter op 16 mei 2012 beëindigd op basis van een rapport van een verzekeringsarts, die oordeelde dat appellante hersteld was.
Appellante ging in bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond. In beroep bij de rechtbank werd de uitspraak van het Uwv bevestigd. Appellante ging vervolgens in hoger beroep, waarbij zij stelde dat haar klachten, waaronder duizeligheid en tinnitus, waren toegenomen en dat zij niet in staat was haar werk te verrichten. Ter ondersteuning van haar standpunt overhandigde zij medische informatie van verschillende specialisten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan naar de medische situatie van appellante en dat hun conclusie dat zij per 16 mei 2012 in staat was haar werk te verrichten, niet onjuist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 september 2014.