ECLI:NL:CRVB:2014:2999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- C.H. Bangma
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase. Betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Groningen, waarbij de behandeling van zijn zaken langer had geduurd dan de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Raad had eerder op 2 december 2013 al vastgesteld dat de redelijke termijn was overschreden en had de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt in de procedure.
Tijdens de zitting op 31 juli 2014 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad heeft vervolgens de overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van de zaak, waaronder de ingewikkeldheid van de procedure en het procesgedrag van de betrokkenen. De Raad concludeerde dat de overschrijding in de zaak 09/205 een jaar en vier maanden bedroeg, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.500,-. De overschrijding in de andere zaken, 10/59 en 09/1076, werd niet als voldoende gegrond voor een hogere schadevergoeding beschouwd, aangezien deze zaken grotendeels parallel liepen en geen extra spanning of frustratie veroorzaakten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan betrokkene. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en C.H. Bangma en C.G. Kasdorp als leden, in aanwezigheid van griffier T.A. Meijering. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 september 2014.