ECLI:NL:CRVB:2014:2989
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ziekengeld en geschiktheid voor arbeid na gordelroosinfectie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ziekengelduitkering van appellante, die zich had ziek gemeld met psychische klachten en later met een gordelroosinfectie. Appellante had een arbeidsovereenkomst als huishoudelijk medewerkster en was op 23 augustus 2010 ziek gemeld. Na een hersteldverklaring op 4 juli 2011, werd zij op 1 oktober 2011 door een verzekeringsarts geschikt geacht voor haar arbeid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde daarop haar ZW-uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij per 1 oktober 2011 niet in staat was haar werk te verrichten vanwege het besmettingsgevaar van gordelroos voor de kwetsbare ouderen in het bejaardentehuis. Ze verwees naar bevindingen van een ayurvedisch arts, die stelde dat er parasieten en schimmels in haar bloed aanwezig waren. Het Uwv betwistte deze claims en stelde dat gordelroos alleen besmettelijk is als er nog huidafwijkingen zijn, wat bij appellante niet het geval was.
De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor haar ongeschiktheid om te werken op de relevante datum. De bevindingen van de ayurvedisch arts waren niet relevant voor de beoordeling van de geschiktheid op 1 oktober 2011. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in proceskosten.