ECLI:NL:CRVB:2014:2971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- J.F. Bandringa
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand op basis van tijdige aanvraag volgens de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend na een melding op 12 december 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Gouda had de ingangsdatum van de bijstand vastgesteld op 18 januari 2012, omdat appellant niet was verschenen voor een poortgesprek op 15 december 2011. De Raad oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat appellant te verwijten viel dat hij de aanvraag om bijstand niet tijdig had ingediend. De Raad stelde vast dat appellant zich op 12 december 2011 had gemeld en dat er geen bewijs was dat hij een uitnodiging voor het poortgesprek had ontvangen. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de uitspraak vernietigd werd. De Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de ingangsdatum van de bijstand naar 12 december 2011, met de bijbehorende toeslag voor een alleenstaande. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.922,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte communicatie van de instanties met betrekking tot aanvragen om bijstand.