ECLI:NL:CRVB:2014:2970
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- J.F. Bandringa
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstandsverlening op basis van vermogen in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijstandsverlening aan appellanten, die sinds 1 maart 1991 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand per 1 augustus 2012 beëindigd, omdat appellanten beschikten over een vermogen dat het voor hen geldende vrij te laten vermogen overschreed. Dit vermogen bestond uit onroerende zaken in Turkije, die op naam van appellant stonden geregistreerd.
De Raad oordeelt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat appellant slechts voor een klein deel eigenaar is van de onroerende zaken, zoals zij stelden. De Raad bevestigt de vooronderstelling dat onroerende zaken die in een officieel eigendomsregister staan genoteerd, deel uitmaken van het vermogen van de geregistreerde eigenaar. Appellanten hebben geen objectief verifieerbare stukken overgelegd die hun standpunt ondersteunen. De verklaringen van derden en de overgelegde documenten zijn onvoldoende om aan te tonen dat appellant slechts een beperkt eigendom heeft.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan op 2 september 2014.