ECLI:NL:CRVB:2014:2957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 20%. Naar aanleiding van een melding van de politie dat appellant als diskjockey en organisator van feesten werkzaam was, heeft het college van burgemeester en wethouders van Delft een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 3 september 2006 tot en met 28 februari 2009 op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht, die hij niet had gemeld. Het college besloot daarom de bijstand over deze periode in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 12.892,24.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft eerder het besluit van het college vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. In de nieuwe beslissing heeft het college het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vervolgens het beroep van appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank zijn argumenten over het niet bedrijfsmatig karakter van de feesten en de deugdelijkheid van zijn administratie niet heeft meegenomen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door het college niet te informeren over zijn werkzaamheden. Dit levert een rechtsgrond op voor de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagt. De schadevergoeding van € 500,- wordt als passend beschouwd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.