ECLI:NL:CRVB:2014:2951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand met terugwerkende kracht
Op 9 september 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De appellante had op 11 oktober 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand en griffierecht, die in 2011 waren gemaakt. Het college had de aanvraag afgewezen op basis van het beleid dat bijzondere bijstand met terugwerkende kracht alleen mogelijk is tot 1 januari van het lopende kalenderjaar, en er waren volgens het college geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigden.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren. Zij stelde dat door persoonlijke omstandigheden in 2011 haar aanvraag om bijstand was ontglipt en dat de consulent van de gemeente Tilburg haar niet adequaat had ondersteund.
De Raad overwoog dat volgens vaste rechtspraak in beginsel geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag. De Raad concludeerde dat de kosten waarvoor appellante bijstand vroeg, in 2011 waren gemaakt en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het verlenen van bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van appellante af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.