ECLI:NL:CRVB:2014:2908
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening WAZ-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de herziening van een WAZ-uitkering van appellant, die per 18 juni 2003 was toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45 tot 55%. Appellant meldde op 16 maart 2011 een verslechtering van zijn gezondheid, maar het Uwv weigerde de uitkering te verhogen. De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat zijn klachten door de rechtbank waren onderschat en dat hij volledig arbeidsongeschikt was. Hij voerde aan dat hij de voorgehouden functies om medische redenen niet kon verrichten, onder andere door beperkingen in het verkeer door medicatie en fysieke klachten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek. Er waren geen aanknopingspunten om het medisch oordeel van het Uwv te betwisten. De Raad concludeerde dat appellant in zowel beroep als hoger beroep geen nieuwe, onderbouwde argumenten had aangedragen die de eerdere oordelen konden weerleggen. De Raad bevestigde dat de medische geschiktheid van de voor appellant geduide functies niet in twijfel kon worden getrokken en dat de signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid door het Uwv adequaat waren toegelicht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.