ECLI:NL:CRVB:2014:2877
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bezoldiging na hersteldverklaring van een aspirant bij de politie
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bezoldiging van een aspirant bij de politie na een hersteldverklaring. Appellante, werkzaam bij de voormalige politietregio, meldde zich op 31 augustus 2010 ziek met lichamelijke en psychische klachten. Op 28 oktober 2011 werd haar ontslag verleend op basis van artikel 89, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie. De korpschef besloot dat appellante recht had op doorbetaling van een gedeelte van haar bezoldiging, maar beëindigde deze aanspraak per 1 december 2011, omdat zij volgens de bedrijfsarts weer belastbaar was voor gangbare arbeid. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de korpschef verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de korpschef de Ziektewet-uitkering van appellante correct had aangevuld en dat de aanspraak op bezoldiging slechts een bovenwettelijke regeling betrof. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat zij recht had op doorbetaling van haar bezoldiging tot 1 maart 2012, omdat zij gedurende deze periode ongeschikt was voor haar eigen werk.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante inderdaad recht had op doorbetaling van 80% van haar bezoldiging, verminderd met de ZW-uitkering, tot 1 maart 2012. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van de korpschef, en stelde vast dat appellante recht had op doorbetaling van haar bezoldiging over de periode van 28 oktober 2011 tot 1 maart 2012. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van appellante.