ECLI:NL:CRVB:2014:2853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en beoordeling van psychische en fysieke klachten na auto-ongeval
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 13 februari 2012 ziek meldde na een auto-ongeval. Appellant was werkzaam als administratief medewerker en expeditiemedewerker. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 6 juni 2012, waarbij geen relevante beperkingen voor arbeid werden vastgesteld, werd appellant hersteld verklaard en zijn uitkering beëindigd per 11 juni 2012. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 13 juli 2012. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, waarbij zij de rapporten van de verzekeringsartsen als voldoende onderbouwd beschouwde.
In hoger beroep betwist appellant de uitspraak van de rechtbank en stelt dat zijn fysieke en psychische klachten zijn onderschat. Hij verwijst naar informatie van zijn fysiotherapeut en huisarts, waaruit blijkt dat hij mogelijk lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Appellant is van mening dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, omdat het Uwv geen informatie heeft opgevraagd bij zijn behandelend psycholoog. De Raad voor de Rechtspraak komt tot de conclusie dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van PTSS op de datum in geding, 11 juni 2012. De informatie van PsyQ biedt geen nieuwe inzichten en de verzekeringsartsen hebben geen ernstige psychopathologie vastgesteld.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en concludeert dat de verzekeringsartsen voldoende inzicht hadden in de aard en zwaarte van het werk van appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.