ECLI:NL:CRVB:2014:2767
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijstandsaanvraag en procesbelang in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had op 18 december 2010 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), met ingang van 15 november 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Heiloo heeft deze aanvraag op 19 januari 2011 buiten behandeling gesteld. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de appellant met een nieuw besluit van 23 juni 2011, waarbij hem met terugwerkende kracht bijstand is toegekend, een resultaat heeft bereikt dat vergelijkbaar is met wat hij had kunnen bereiken in de beroepsprocedure tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag. Hierdoor had de appellant geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn zaak. De Raad heeft verder vastgesteld dat de door de appellant gestelde schade niet verband hield met de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag, en dat de gestelde schade in verband met andere kwesties buiten het bestek van deze zaak valt.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek van de appellant om veroordeling tot schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2014.