ECLI:NL:CRVB:2014:2760

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
12-4358 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een brandweerman wegens verstoorde arbeidsverhoudingen en de beoordeling van de samenwerking binnen de brandweer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een brandweerman die door het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg is ontslagen wegens verstoorde arbeidsverhoudingen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan. De betrokkene, werkzaam bij de vrijwillige brandweer, had zich in het verleden kritisch uitgelaten over de uitruktijd en dreigde met de pers, wat leidde tot onvrede binnen het team. Het college stelde dat de verhoudingen met de betrokkene zo ernstig verstoord waren dat een herplaatsingsonderzoek niet nodig was. De rechtbank had eerder het ontslag vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht had gehandeld. De Raad benadrukte het belang van vertrouwen binnen een team van brandweerlieden, vooral in gevaarlijke situaties. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. Tevens werd het besluit van 26 februari 2013 vernietigd, dat ter uitvoering van de eerdere uitspraak was genomen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

12/4358 AW, 12/4365 AW, 13/1262 AW
Datum uitspraak: 14 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
25 juni 2012, 11/2373 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg (college)
PROCESVERLOOP
Namens het college heeft mr. G.H. Boelens, advocaat, en namens betrokkene heeft
mr. M.J. Kragten hoger beroep ingesteld.
Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend.
Op 26 februari 2013 heeft het college een nieuwe beslissing op bezwaar genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2014. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Kragten. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. Boelens, E. Baas-Brink en M. Cuperus.

OVERWEGINGEN

1.1. Betrokkene was werkzaam bij de vrijwillige brandweer van de gemeente Hardenberg, laatstelijk in de rang van hoofd brandwacht. Hij was ingedeeld bij de groep Bergentheim.
1.2. Op 7 april 2009 is de zogeheten uitruktijd van gemeentewege vastgesteld op (maximaal) 4,5 minuten. Bij de groep Bergentheim is de eerder gehanteerde uitruktijd van 4 minuten toen gehandhaafd. Medio 2010 heeft de groep echter besloten om overeenkomstig het gemeentelijke beleid een uitruktijd van (maximaal) 4,5 minuten aan te houden. In de jaarlijkse groepsbijeenkomst van 5 januari 2011 heeft betrokkene hierop als enige (opnieuw) ernstige kritiek geuit en gedreigd naar de pers te stappen.
1.3. Door deze dreiging, gevoegd bij eerder door betrokkene vertoond gedrag, was voor de teamleiders de maat vol. Zij hebben zich unaniem op het standpunt gesteld dat betrokkene niet langer bij de groep kon worden gehandhaafd.
1.4. Bij besluit van 25 februari 2011 heeft het college betrokkene vervolgens met ingang van die datum met toepassing van artikel 19:42, eerste lid, aanhef en onder d, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid tot het verrichten van zijn werkzaamheden anders dan op grond van ziekten of gebreken. Betrokkene is hierbij een financiële tegemoetkoming aangeboden van € 3.000,- bruto.
1.5. In de loop van de bezwaarprocedure heeft de Commissie Bezwaarschriften van de gemeente Hardenberg (bezwarencommissie) aan de externe deskundige mr. W.J. Reinders verzocht een onderzoek in te stellen naar de arbeidsverhoudingen bij de groep Bergentheim. In dat kader zijn interviews gehouden met alle leden van deze groep, onder wie de leidinggevenden en betrokkene. In juli 2011 is rapport uitgebracht van dit onderzoek.
1.6. Vervolgens heeft de bezwarencommissie geadviseerd het ontslag te handhaven maar dit te doen berusten op verstoorde arbeidsverhoudingen (“andere grond” als vermeld in artikel 19:42, eerste lid, onder h, van de CAR-UWO). Bij beslissing op bezwaar van 4 oktober 2011 (bestreden besluit) heeft het college dienovereenkomstig besloten.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opdracht gegeven om met inachtneming van wat in die uitspraak is overwogen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank overwoog dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de verhoudingen tussen betrokkene en de overige leden van de groep Bergentheim zo verstoord zijn dat een goede samenwerking niet langer mogelijk is en dat herstel van deze verhoudingen niet binnen afzienbare tijd is te verwachten. De rechtbank was evenwel verder van oordeel dat onvoldoende is onderzocht of betrokkene elders binnen de brandweer te Hardenberg herplaatst kon worden.
3.1.
Betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college pas achteraf heeft geprobeerd een dossier voor het ontslag op te bouwen en dat van onherstelbaar verstoorde arbeidsverhoudingen geen sprake was.
3.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat de verhoudingen met betrokkene zo duurzaam en ernstig waren verstoord dat een herplaatsingsonderzoek achterwege kon blijven.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Uit de gedingstukken komt naar voren dat betrokkene een vakkundig en gedreven brandweerman was die lang goed heeft gefunctioneerd. Vanaf 2009 heeft hij evenwel een omslag laten zien. Hij is (steeds meer) zijn eigen weg gegaan en zijn eigen inzichten gaan volgen, wat tot irritatie bij de collega’s heeft geleid. Hij uitte zich ook ontevreden over leidinggevenden zonder precies aan te geven waarom hij kritiek had. In het bijzonder heeft hij zich, nadat besloten was ook bij de groep Bergentheim een uitruktijd van 4,5 minuten te hanteren, daartegen als enige hevig verzet. In dit verband is hij, toen de brandweerauto waarin hij was gezeten na 4,25 minuten nog niet was uitgerukt, uit deze auto gestapt en heeft hij zich niet bij de brand laten zien. Toen hij geen medestanders vond, dreigde betrokkene om de landelijke pers in te schakelen. Zijn leidinggevenden meenden dat het toen genoeg was en betrokkene niet langer als brandweerman in de groep te handhaven viel. Dit heeft tot zijn ontslag geleid. Pas na het ontslag zijn met het rapport van mr. Reinders meer bijzonderheden over de arbeidsrelatie van betrokkene met zijn naaste collega’s en leidinggevenden op schrift komen te staan. Geen grond is gevonden om het onderzoek van mr. Reinders onzorgvuldig of onjuist te achten. Alle medewerkers en leidinggevenden bij de groep Bergentheim zijn bij dit onderzoek gehoord. Uit het rapport komt verder een eenduidig beeld van een langdurige verstoorde arbeidsverhouding met betrokkene naar voren, die kennelijk niet voor verbetering vatbaar is. Het hoger beroep van betrokkene slaagt dus niet.
4.2.
Het hoger beroep van het college slaagt wel. Het college heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de houding en het gedrag van betrokkene zodanig waren dat er niet van kon worden uitgegaan dat hij bij andere groepen van de brandweer van Hardenberg wel tot een goede samenwerking zou kunnen komen. Juist bij een team van brandweerlieden die veelal in gevaarvolle omstandigheden hebben samen te werken, is het van wezenlijk belang dat onvoorwaardelijk op elkaar kan worden vertrouwd. Bij ontbreken van dit vertrouwen is het team niet in staat op de vereiste wijze te functioneren.
4.3.
Uit het onder 4.2 overwogene volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het beroep is ongegrond.
5.
Nu de grondslag aan het besluit van 26 februari 2013 dat, op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak is genomen en bij deze beoordeling wordt meegenomen, komt te ontvallen moet ook dit besluit worden vernietigd.
6.
Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt het besluit van 26 februari 2013.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2014.
(getekend) J.Th. Wolleswinkel
(getekend) J.T.P. Pot

HD