ECLI:NL:CRVB:2014:2751
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA en de beoordeling van herstelkansen door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op een WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Appellante had eerder een beslissing van het Uwv ontvangen waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 29 augustus 2011 recht had op een WGA-uitkering, maar dat haar arbeidsongeschiktheid op 100% was vastgesteld. Na een bezwaarprocedure had het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de argumenten van appellante, die stelde dat haar klachten niet waren verbeterd en dat zij recht had op een IVA-uitkering. Appellante had informatie ingediend van haar revalidatiearts, waaruit zou blijken dat haar klachten waren toegenomen. Het Uwv verwees naar eerdere rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en stelde dat appellante geen nieuwe informatie had aangedragen die de eerdere beoordeling zou kunnen wijzigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende grondslag bood voor de inschatting van de herstelkansen van appellante. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de inschatting van herstelkansen een medisch stabiele of verslechterende situatie vereiste. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarmee het hoger beroep van appellante werd afgewezen.