ECLI:NL:CRVB:2014:2750
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die zijn werk als algemeen medewerker heeft gestaakt wegens rugklachten. Het Uwv heeft appellant een uitkering toegekend, maar deze is later herzien op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij in een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse ingedeeld moet worden. De bezwaarverzekeringsarts heeft echter aangegeven dat zij appellant zelf heeft onderzocht en geen aanleiding heeft gezien om beperkingen op te nemen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat de medische informatie die door appellant is overgelegd niet heeft geleid tot twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. In hoger beroep zijn er brieven overgelegd van de huisarts en een psychiater, maar de Raad oordeelt dat deze informatie niet voldoende is om aan te tonen dat appellant ten tijde in geding meer beperkingen had dan vastgesteld. De Raad concludeert dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de lichamelijke en psychische klachten van appellant en dat het bestreden besluit op een zorgvuldige medische grondslag berust.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant in staat is de voorgehouden functies te vervullen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2014.