ECLI:NL:CRVB:2014:2694
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep, dat was gebaseerd op het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant, die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aanvroeg, het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn had betaald. De appellant stelde dat hij pas op 4 juli 2012 op de hoogte was van de inhoud van de aanmaning en dat hij het griffierecht direct na ontvangst had overgemaakt. Hij voerde aan dat hij onevenredig in zijn belangen was geschaad door de niet-ontvankelijkverklaring en dat de aanmaning niet duidelijk genoeg was voor een leek.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de appellant niet kon worden vrijgesteld van het verzuim, omdat het niet tijdig betalen van het griffierecht zijn eigen verantwoordelijkheid was. De Raad bevestigde dat de aanmaning op 5 juni 2012 was verzonden en dat de appellant niet tijdig had gereageerd. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat de inhoudelijke argumenten van de appellant niet aan de orde konden komen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.