ECLI:NL:CRVB:2014:2692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op basis van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 18 november 2010, waarin werd vastgesteld dat hij geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht. De verzekeringsarts had zowel dossierstudie als lichamelijk en psychisch onderzoek uitgevoerd en de informatie van de huisarts en behandelend reumatoloog in zijn beoordeling betrokken.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald en nieuwe medische stukken overgelegd. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht concludeerde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat. De bezwaarverzekeringsarts had voldoende toegelicht waarom de nieuwe informatie geen aanleiding gaf om het eerdere standpunt te wijzigen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat er geen grond is voor twijfel aan de medische geschiktheid van appellant voor de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.