ECLI:NL:CRVB:2014:2679

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2014
Publicatiedatum
7 augustus 2014
Zaaknummer
13-5849 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet gegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake bijstandsaanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 24 september 2013 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein de aanvraag van appellant om bijstand had afgewezen. Appellant had op 26 januari 2011 een herhaalde aanvraag ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, zoals vereist in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eerder, op 11 maart 2014, had de Raad het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, dat op 26 juni 2014 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in verzuim was, waardoor het verzet gegrond werd verklaard. Dit leidde tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van 11 maart 2014 vervalt en dat het onderzoek naar het hoger beroep wordt voortgezet.

De Raad heeft vervolgens de beslissing van het college van 28 november 2012, waarin de afwijzing van de bijstandsaanvraag werd gehandhaafd, opnieuw beoordeeld. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het beroep en het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 augustus 2014
13/5849 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende en tiende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2013, 12/4687 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
en
het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 11 maart 2014 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 juni 2014. Partijen zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Met betrekking tot het verzet
De uitspraak van de Raad van 11 maart 2014 berust op de overwegingen dat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest. Het verzet is daarom gegrond.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 11 maart 2014 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is niet gebleken.
Met betrekking tot het hoger beroep
Met toepassing van de artikelen 8:55, tiende lid, en 8:108, eerste lid, van de Awb zal de Raad tevens uitspraak doen op het hoger beroep.
Bij beslissing op bezwaar van 28 november 2012 heeft het college de afwijzing van de aanvraag van appellant van 26 januari 2011 om bijstand met ingang van 26 augustus 2009 gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 28 november 2012 ongegrond verklaard.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daarin in onderdeel 9 van de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de aanvraag van appellant van 26 januari 2011 een herhaalde aanvraag is en dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het beroep en het hoger beroep is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- verklaart het verzet gegrond;
- bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
7 augustus 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
IvZ