ECLI:NL:CRVB:2014:2664

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
6 augustus 2014
Zaaknummer
11-6636 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en afwijzing IVA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Zij verzocht om een IVA-uitkering, die gebaseerd is op volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde medische gegevens geen nieuwe informatie bevatten die zou aantonen dat appellante op de datum in geding, 6 september 2010, volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De Raad bevestigde de eerdere beslissing van het Uwv, dat appellante recht had op een WGA-uitkering en niet op een IVA-uitkering.

De procedure begon met de aanvraag van appellante voor een WIA-uitkering op 4 juni 2010, na uitval van haar werk als medewerkster in een drogisterij op 18 september 2008. Het Uwv had op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek besloten dat appellante recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellante ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd gesteld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de claims van appellante.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden voldoende had gemotiveerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en bevestigde de eerdere uitspraak. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/6636 WIA
Datum uitspraak: 6 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
5 oktober 2011, 11/50 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.G.H. van de Wetering hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer op 21 augustus 2013, waar appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Wetering en het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
Het onderzoek is heropend, appellante is in de gelegenheid gesteld haar standpunt met nadere objectief medische gegevens te onderbouwen.
Bij brieven van 11 oktober 2013, 4 januari 2014 en 10 januari 2014 heeft appellante nadere medische gegevens overgelegd.
Het Uwv heeft in reactie op de nadere medische gegevens rapporten van een bezwaarverzekeringsarts overgelegd van 31 december 2013 en 9 januari 2014.
Het geding is door de enkelvoudige kamer behandeld ter zitting van 15 januari 2014, waar appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Wetering. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. Grasmeijer.
De behandeling is aangehouden.
Het Uwv heeft een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 22 januari 2014 overgelegd.
Appellante heeft bij een door de Raad op 9 april 2014 ontvangen bericht haar zienswijze gegeven op de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts.
Het Uwv heeft op de zienswijze van appellante gereageerd met een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 16 juni 2014.
Het geding is vervolgens behandeld ter zitting van 25 juni 2014 waar voor appellante is verschenen mr. Van de Wetering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante is op 18 september 2008 vanwege psychische-, pijn- en vermoeidheidsklachten uitgevallen voor haar werk als medewerkster in een drogisterij. Op
4 juni 2010 heeft zij een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
1.2. In overeenstemming met de bevindingen uit een geneeskundig en een arbeidskundig onderzoek, heeft het Uwv bij besluit van 25 juni 2010 aan appellante meegedeeld dat zij vanaf 6 september 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 22 november 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv de rapporten ten grondslag gelegd van een bezwaarverzekeringsarts van 11 november 2010 en van een bezwaararbeidsdeskundige van 17 november 2010.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek verricht, is aan alle klachten van appellante voldoende aandacht gegeven en zijn beperkingen aangenomen terwijl daarvoor geen objectief medisch substraat is te vinden. Appellante heeft geen medische informatie ingebracht die aanleiding vormt voor het inschakelen van een deskundige. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat de belastbaarheid van de voorbeeldfuncties productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), inpakker handmatig (SBC-code 111190) en wikkelaar (SBC-code 267050) past binnen de vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat de signaleringen voldoende zijn gemotiveerd, waardoor deze functies terecht aan de schatting ten grondslag zijn gelegd. Met verwijzing naar rechtspraak van de Raad (ECLI:NL:CRVB:2011:BP9676) heeft de rechtbank tot slot geoordeeld dat, nu appellante in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80% blijft, de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage in bezwaar geen grond geeft voor het oordeel dat appellante door het instellen van bezwaar nadeel heeft ondervonden.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante (samengevat) aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat en dat zij per einde wachttijd in aanmerking dient te komen voor een IVA-uitkering, gebaseerd op een volledige arbeidsongeschiktheid. Zij acht de geduide functies vanwege de door haar ondervonden beperkingen niet geschikt en de signaleringen onvoldoende gemotiveerd.
3.2.
In verweer heeft het Uwv zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de functionele mogelijkheden van appellante niet zijn overschat en dat door de verzekeringsartsen overtuigend is gemotiveerd waarom appellantes arbeidsongeschiktheid een duurzaam karakter ontbeert.
4.1.
De Raad komt tot de volgende overwegingen.
4.2.
Gelet op de door partijen ingenomen standpunten is in hoger beroep in geschil het antwoord op de vraag of de arbeidsongeschiktheid van appellante volledig en duurzaam dient te worden geacht, zodat zij ingevolge artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een
IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering.
4.3.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.4.
Dat wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van de gronden die zij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden voldoende gemotiveerd bij de behandeling betrokken. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen dat het Uwv terecht per 6 september 2010 aan appellante een uitkering heeft toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%, wordt geheel onderschreven.
4.5.
De in hoger beroep overgelegde medische gegevens bevatten geen nieuwe medische informatie waaruit blijkt dat appellante op de datum in geding, te weten 6 september 2010, volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was dan wel meer beperkt was dan waarvan de (bezwaar)verzekeringsarts in de FML van 21 juni 2010 is uitgegaan. De Raad kan zich dienaangaande geheel vinden in de beschouwingen en de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts in diens rapporten van 31 december 2013, 9 januari 2014,
22 januari 2014 en 16 juni 2014. Hetgeen appellante daartegen heeft aangevoerd in haar brief, gedateerd 4 januari 2014 (ontvangen 9 april 2014), vormt geen aanleiding voor een andersluidend oordeel nu de daarin ingenomen standpunten bestaan uit een persoonlijke interpretatie van de eerder overgelegde medische informatie door (de gemachtigde van) appellante, die niet is onderbouwd met (nieuwe) objectieve medische gegevens. Er bestaat dan ook geen reden voor een nader onderzoek door een deskundige.
4.6.
Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak bevestigd te worden. Hieruit volgt dat het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade moet worden afgewezen.
5.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) M.P. Ketting
JvC