ECLI:NL:CRVB:2014:264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase met ruim 5 maanden
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door [naam B.], hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door het Uwv op 28 januari 2009 tot de uitspraak op 31 januari 2014 meer dan vier jaar en bijna vijf maanden zijn verstreken. Dit overschrijdt de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). De Raad heeft de Staat der Nederlanden, minister van Veiligheid en Justitie, als partij in de procedure aangemerkt en heeft geoordeeld dat de redelijke termijn met ruim vijf maanden is overschreden. De Raad heeft daarbij de criteria voor de beoordeling van de redelijke termijn in acht genomen, waaronder de complexiteit van de zaak en het procesgedrag van verzoeker. De Raad heeft besloten dat de Staat een schadevergoeding van € 500,- moet betalen aan verzoeker voor de overschrijding van de redelijke termijn. Tevens is overwogen dat er geen proceshandelingen zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen onder artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is openbaar gedaan op 31 januari 2014.