ECLI:NL:CRVB:2014:2635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en verzoek tot betaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen niet herstelde (rechts)handelingen en stelde dat zijn verzoek om betaling en andere feitelijke handelingen niet tijdig was behandeld. De rechtbank had echter geoordeeld dat de eerste brief van de appellant geen bezwaar bevatte, maar een verzoek tot betaling. Dit verzoek kon niet leiden tot een besluit, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om op het beroep te beslissen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en vastgesteld dat de brief van de appellant niet als een bezwaarschrift kon worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat het verzoek van de appellant niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het niet tijdig beslissen op dit verzoek niet gelijkgesteld kon worden met een besluit. Hierdoor was de rechtbank terecht onbevoegd om het beroep te behandelen.
De Raad heeft het hoger beroep van de appellant verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens werd het verzoek van de appellant om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor een veroordeling tot schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier A.C. Oomkens, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.