ECLI:NL:CRVB:2014:2634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake WWB
Op 5 augustus 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13-1524 WWB, waarin verzoeker om herziening vroeg van een eerdere uitspraak van de Raad van 1 mei 2012. Verzoeker betoogde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, maar de Raad oordeelde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had ingebracht die vóór de uitspraak van 1 mei 2012 niet bij hem bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. De verzoeken om herziening werden dan ook afgewezen.
De zaak betrof een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak waarin de rechtbank Alkmaar op 15 april 2010 een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Medemblik had bevestigd. In de eerdere uitspraak was onder andere de vraag aan de orde of uitnodigingsbrieven die aan verzoeker waren gestuurd, rechtsgevolg hadden. De Raad had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat deze brieven niet op rechtsgevolg waren gericht en dat het college de bezwaren tegen deze brieven terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
Verzoeker had verder aangevoerd dat er sprake was van onzorgvuldig onderzoek door de Raad en dat hij onredelijk benadeeld was door de gang van zaken rondom zijn uitkering. De Raad oordeelde echter dat de verzoeken om herziening niet konden worden ingewilligd, omdat verzoeker niet had aangetoond dat er nieuwe feiten waren die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.