Uitspraak
OVERWEGINGEN
1.5. Bij brief van 14 mei 2012 heeft appellant beroep ingesteld tegen het besluit van 15 april 2009.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant had in 2009 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellant stelde dat de rechtbank ten onrechte de datum van een eerdere uitspraak van de Raad als aanvangsdatum van de beroepstermijn had gehanteerd. De Raad oordeelde echter dat de termijn was aangevangen op de dag na de bekendmaking van het bestreden besluit, wat leidde tot een termijn die eindigde op 27 mei 2009. Aangezien het beroepschrift pas op 14 mei 2012 was ingediend, was de termijn ruimschoots overschreden. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om eerder beroep in te stellen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.