ECLI:NL:CRVB:2014:2628
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling bijstandsaanvraag en buiten behandelingstelling door college
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de aanvraag van appellant om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht buiten behandeling is gesteld. Appellant had eerder een inkomensvoorziening ontvangen op basis van de Wet investeren in jongeren (WIJ), maar na het bereiken van de leeftijd van 27 jaar diende hij een nieuwe aanvraag in op 3 december 2011. Het college verzocht appellant om bewijsstukken met betrekking tot zijn woonsituatie, maar appellant voldeed niet aan deze verzoeken. Ondanks een afspraak om aanvullende gegevens te verstrekken, heeft appellant niet tijdig gereageerd, wat leidde tot de beslissing van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen op 30 januari 2012. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard op 19 juni 2012.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het college voldoende gegevens had om zijn aanvraag te beoordelen, omdat hij ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de inschrijving in de GBA niet doorslaggevend is en dat appellant zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van bewijsstukken die zijn feitelijke verblijfplaats onderbouwen. De Raad bevestigt dat het college op goede gronden de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat appellant niet de benodigde gegevens heeft verstrekt. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.