In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante. Appellante ontving sinds 24 augustus 1998 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft op 13 augustus 2012 aan appellante meegedeeld dat haar bijstandsuitkering per 1 augustus 2012 zou worden opgeschort, omdat zij niet de benodigde gegevens had aangeleverd. Op 28 augustus 2012 heeft het college de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat zij niet langer in Nederland woonachtig zou zijn (intrekkingsbesluit 1). Op dezelfde dag heeft het college appellante ook een brief gestuurd waarin zij werd geïnformeerd dat haar recht op bijstand per 1 augustus 2012 werd opgeschort, met de waarschuwing dat als zij niet voor 11 september 2012 de gevraagde stukken aanleverde, haar bijstand zou worden ingetrokken (intrekkingsbesluit 2).
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het intrekkingsbesluit 2, maar het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat appellante al op de hoogte was van de intrekking via intrekkingsbesluit 1. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar later, na verzet van appellante, geconstateerd dat er onregelmatigheden waren in de postbezorging, waardoor appellante het intrekkingsbesluit 1 mogelijk niet had ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat appellante alsnog kennis had kunnen nemen van het intrekkingsbesluit 1 via de gedingstukken.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het college ten onrechte heeft gesteld dat het intrekkingsbesluit 2 geen rechtsgevolgen heeft. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat appellante niet eerder dan bij het intrekkingsbesluit 2 op de hoogte was van de intrekking van haar bijstand. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Er is geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.