ECLI:NL:CRVB:2014:2620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsverplichtingen en ontheffing in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de appellant, die sinds 26 december 2008 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), niet volledig arbeidsongeschikt werd geacht. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 5 augustus 2014, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. el Ahmadi, en het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort werd vertegenwoordigd door mr. E.P. Ebbinghe.
De appellant heeft in het verleden te maken gehad met diverse gezondheidsklachten, waaronder hoofdpijn, buikklachten en psychosociale problematiek. In 2010 heeft een verzekeringsarts, J. Kuckelkorn, de appellant onderzocht en geconcludeerd dat hij niet volledig arbeidsongeschikt was, maar dat er wel sprake was van functionele beperkingen. In 2012 heeft Kuckelkorn opnieuw de appellant onderzocht en wederom geconcludeerd dat er geen medische gronden waren om de appellant volledig arbeidsongeschikt te achten. Het college heeft op basis van deze adviezen besloten om de appellant geen ontheffing van de arbeidsverplichtingen te verlenen.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant heeft aangevochten in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant beoordeeld, waaronder het gebrek aan contact tussen Kuckelkorn en de huisarts van de appellant, en de onvoldoende belichting van zijn psychische klachten in het advies. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college het besluit op het advies van Kuckelkorn heeft mogen baseren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van dit advies. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af.