ECLI:NL:CRVB:2014:2600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
12-833 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een jonggehandicapte in het kader van de Wet Wajong

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Appellant, geboren in 1989, had op 18 mei 2010 een aanvraag ingediend, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor arbeids- en inkomensondersteuning. Dit besluit was gebaseerd op een medisch onderzoek uitgevoerd door psychiater R.L. Leta, die een bipolaire stoornis met ernstige psychotische kenmerken had vastgesteld. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant in staat was om arbeid te verrichten die overeenkwam met zijn belastbaarheid.

De rechtbank Utrecht had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de behandelende psychiater niet leidde tot de conclusie dat het Uwv de beperkingen van appellant had onderschat. In hoger beroep heeft appellant aanvullende medische stukken overgelegd, maar de bezwaarverzekeringsarts heeft geen aanleiding gezien om het eerdere standpunt te wijzigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellant in hoger beroep besproken en onderschreven dat de rechtbank voldoende gemotiveerd had waarom de gronden niet slagen. De Raad concludeerde dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden om als jonggehandicapte te worden aangemerkt en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/833 WWAJ
Datum uitspraak: 1 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
23 december 2011, 11/2032 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.A.M. Staal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant zijn nadere stukken ingediend, waarop het Uwv een reactie heeft gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Staal. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren [in] 1989, heeft op 18 mei 2010 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Naar aanleiding van deze aanvraag heeft psychiater R.L. Leta appellant op verzoek van de verzekeringsarts onderzocht en in zijn rapport van 18 december 2010 vanaf maart 2010 de diagnose bipolaire stoornis, eenmalig manisch, met ernstige psychotische kenmerken gesteld. De verzekeringsarts heeft per de door hem vastgesteld eerste arbeidsongeschiktheidsdag, 1 maart 2010, een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, die ook van toepassing is geacht vanaf de zeventiende verjaardag van appellant
.Verder heeft een arbeidsdeskundige met gebruikmaking van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) functies geselecteerd, waarmee appellant in staat is geacht tenminste 75% van het wettelijk minimumloon te kunnen verdienen. Bij besluit van
5 januari 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te worden gebracht voor arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wet Wajong.
1.2. Bij besluit van 24 mei 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 januari 2011. Daaraan lag het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 20 mei 2011 ten grondslag. Informatie van de behandelende psychiater werd desgevraagd ontvangen en bij de beoordeling betrokken.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het medisch onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest. Het Uwv heeft volgens de rechtbank met de rapporten van de (bezwaar)verzekeringsarts voldoende gemotiveerd op grond waarvan de door appellant overgelegde informatie geen reden geeft om te oordelen dat het Uwv de beperkingen van appellant heeft onderschat. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit die informatie weliswaar blijkt dat vanaf maart 2010 sprake is geweest van een verslechtering van de medische situatie van appellant, maar dat deze verslechtering slechts een half jaar heeft geduurd. De conclusie van de rechtbank is dat appellant op de in geding zijnde datum in staat moet worden geacht arbeid te verrichten, die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde belastbaarheid en dat de voor hem geselecteerde functies als passend moeten worden beschouwd.
3.
In hoger beroep heeft appellant naast een herhaling van de gronden van beroep ter onderbouwing van zijn standpunt nadere medische stukken overgelegd. De bezwaarverzekeringsarts heeft hierin geen aanleiding gezien het ingenomen standpunt te wijzigen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft herhaald met betrekking tot de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, heeft de rechtbank afdoende besproken en zij heeft genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen van de rechtbank volledig.
4.2.
Wat betreft de in hoger beroep overgelegde medische informatie, waarbij het gaat om een rapport van psycholoog i.o. J. Storimans en GZ-psycholoog F. Jonker van 23 mei 2012 en om een behandelplan van 7 april 2014, in welke stukken is gesproken over verminderde begaafdheid, wordt overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn reactie van 2 juni 2014 te kennen heeft gegeven dat dit onderzoek tot doel had te beoordelen of sprake was van een persoonlijkheidsstoornis, terwijl deze in de eindconclusie niet vastgesteld is. Voorts kwam psychiater Leta in diens rapport van 18 december 2010 tot de conclusie dat een persoonlijkheidsstoornis op dat moment niet kon worden vastgesteld. Er wordt geen reden gezien om aan de juistheid van de conclusie, die de bezwaarverzekeringsarts mede op basis van die bevindingen heeft getrokken, te twijfelen. In de gegevens van Altrecht, die betrekking hebben op de periode oktober 2011 tot 29 januari 2013, wordt evenmin aanleiding gezien de beoordeling door het Uwv voor onjuist te houden. De Raad volgt de toelichting van de bezwaarverzekeringsarts op de genoemde zwakbegaafdheid. Tenslotte wordt overwogen dat het in hoger beroep overgelegde behandelplan dateert van 7 april 2014, en daarmee van ruim na de datum in geding. Het daarin vermelde kan niet zonder meer geëxtrapoleerd worden op de situatie rond de zeventiende verjaardag. De Raad komt dan ook tot de slotsom dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden om als jonggehandicapte te worden aangemerkt.
4.3.
Uit hetgeen onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2014.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) S. Aaliouli
IvZ