ECLI:NL:CRVB:2014:2585
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakelingstraject
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had niet voldaan aan de verplichting om medewerking te verlenen aan een traject gericht op arbeidsinschakeling. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch had de bijstand van de appellant met ingang van 12 september 2011 met 100% verlaagd, omdat hij geen algemeen geaccepteerde arbeid had aanvaard. Dit besluit werd later bevestigd met een verlaging van 50% van de bijstand voor de maand december 2011, omdat appellant onvoldoende meewerkte aan het traject.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant tijdens een gesprek met zijn casemanager op 25 november 2011 niet adequaat heeft meegewerkt. Hij weigerde vragen te beantwoorden en toonde een afwijzende houding, wat leidde tot het beëindigen van het gesprek. Ondanks dat appellant begin januari 2012 een baan vond, oordeelde de Raad dat zijn gedragingen verwijtbaar waren en dat hij niet voldeed aan de op hem rustende verplichtingen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de verlaging van de bijstand door het college terecht was, omdat appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen onder de WWB. De Raad oordeelde dat de gedragingen van appellant niet zonder verwijtbaarheid waren en dat de beslissing van het college om de bijstand te verlagen in overeenstemming was met de wetgeving.