ECLI:NL:CRVB:2014:2579
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep op vertrouwensbeginsel faalt bij buitenlandbijdrage 2007
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Spanje, ontving tot oktober 2011 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en daarna een uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet. In het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) was hij verplicht een buitenlandbijdrage te betalen voor zorg in zijn woonland. De definitieve jaarafrekening van deze bijdrage voor 2007 werd vastgesteld op € 1.925,07, waartegen de appellant bezwaar maakte. De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant niet had aangetoond dat het Zorginstituut Nederland (ZN) zijn werkgever had geïnformeerd over zijn verdragsgerechtigdheid. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant niet kon vertrouwen op de mededelingen van zijn werkgever, die in een e-mail had aangegeven dat er onzekerheid bestond over de verdragsgerechtigdheid van de appellant. De Raad concludeerde dat de e-mail niet voldoende was om een beroep op het vertrouwensbeginsel te onderbouwen, omdat deze ook duidelijk vermeldde dat de buitenlandbijdrage nog steeds verschuldigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.