ECLI:NL:CRVB:2014:2569

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
13-5752 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van ZW-uitkering met betrekking tot termijnoverschrijding en boete

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewet (ZW) uitkering te herzien en een boete op te leggen. De rechtbank had geoordeeld dat het beroep van de appellant buiten de daarvoor gestelde termijn was ingediend en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De appellant betwistte deze beslissing en stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om beroep in te stellen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig beroep had ingesteld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de termijn om beroep in te stellen tegen het besluit van 23 november 2009 was verstreken. De Raad heeft geen nieuwe beroepsgronden van de appellant in hoger beroep gehoord en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en dat onwetendheid over de procedure geen reden is om termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

13/5752 ZW
Datum uitspraak: 23 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
26 september 2013, 13/142 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Guldemond. Het Uwv heeft zich met voorafgaande kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 13 augustus 2009 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) herzien over de periode van 15 oktober 2007 tot en met
15 maart 2009 en de over die periode onverschuldigd betaalde uitkering tot een bedrag van € 12.149,85 van appellant teruggevorderd.
1.2. Bij besluit van 10 september 2009 heeft het Uwv aan appellant een boete opgelegd van € 1.220,00.
1.3. De door appellant tegen de in 1.1 en 1.2 genoemde besluiten gemaakte bezwaren heeft het Uwv bij besluit van 23 november 2009 ongegrond verklaard.
1.4. Bij brief van 6 november 2012 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij nog een openstaande vordering heeft van € 6.970,10.
1.5. In een door het Uwv op 19 november 2012 ontvangen brief heeft appellant kenbaar gemaakt bezwaar te maken tegen de terugvordering van de openstaande vordering.
1.6. Het Uwv heeft de in 1.5 genoemde brief van appellant aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de beslissing van 13 augustus 2009. Bij besluit van 11 januari 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, gegrond verklaard. Het Uwv heeft ter zitting bij de rechtbank erkend dat de in 1.5 genoemde brief van appellant had moeten worden aangemerkt als een beroepschrift tegen de beslissing op bezwaar van 23 november 2009. Het Uwv was daarom niet bevoegd om te beslissen. Om die reden is het bestreden besluit vernietigd. Vervolgens heeft de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de brief van appellant als beroepschrift aan te merken. Dit beroepschrift is gericht tegen het besluit van 23 november 2009. De termijn om beroep in te stellen tegen dit besluit is geëindigd op 4 januari 2010. Het beroepschrift is na deze termijn ingediend. Appellant heeft niet door middel van stukken aannemelijk gemaakt dat hij tijdig beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 23 november 2009. Dat appellant niet wist hoe hij beroep moest instellen, is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank heeft het beroep van appellant, voor zover gericht tegen het besluit op bezwaar van 23 november 2009, niet-ontvankelijk verklaard.
3.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij veelvuldig telefonisch en schriftelijk contact heeft gehad met het Uwv over de herziening en de terugvordering van de ZW-uitkering, waarbij hij er niet op is gewezen dat hij beroep kon instellen bij de rechtbank.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Appellant betwist niet dat hij beroep heeft willen instellen tegen de terugvordering. Ter beoordeling ligt daarom voor of de rechtbank terecht het beroep van appellant
niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.
4.3. Voor het toepasselijke wettelijk kader wordt verwezen naar de onderdelen 4 en 6.1 van de aangevallen uitspraak.
4.4.1. De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat het beroep van appellant buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, zoals weergegeven in de onderdelen 5.1, 5.2 en 6.2 van de aangevallen uitspraak, worden onderschreven. Appellant heeft hiertegen in hoger beroep geen nieuwe beroepsgronden aangevoerd. Volstaan wordt daarom te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.4.2.
Aangezien de rechtbank terecht het beroep van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard, zullen de beroepsgronden van appellant die betrekking hebben op de herziening en de terugvordering van de ZW-uitkering, onbesproken blijven.
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) S.K. Dekker
IvZ