ECLI:NL:CRVB:2014:2569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van ZW-uitkering met betrekking tot termijnoverschrijding en boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewet (ZW) uitkering te herzien en een boete op te leggen. De rechtbank had geoordeeld dat het beroep van de appellant buiten de daarvoor gestelde termijn was ingediend en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De appellant betwistte deze beslissing en stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om beroep in te stellen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig beroep had ingesteld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de termijn om beroep in te stellen tegen het besluit van 23 november 2009 was verstreken. De Raad heeft geen nieuwe beroepsgronden van de appellant in hoger beroep gehoord en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en dat onwetendheid over de procedure geen reden is om termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken.