Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- aan hem
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had geoordeeld dat de appellant niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, waartegen geen hoger beroep kan worden ingesteld. De Raad heeft vervolgens de vraag behandeld of het wettelijk appèlverbod in dit geval doorbroken kon worden. Dit kan alleen als er sprake is van evidente schending van eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Raad concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat dergelijke schendingen hebben plaatsgevonden. De appellant heeft zijn zaak kunnen voorleggen aan de rechter en heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
De Raad heeft zich dan ook onbevoegd verklaard ten aanzien van het hoger beroep en heeft besloten dat het door de appellant in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- aan hem wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.