ECLI:NL:CRVB:2014:2566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en bevestiging van eerdere uitspraak door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, die een uitkering op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, had een verslechtering van zijn gezondheid gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had echter vastgesteld dat er per 1 september 2009 geen toename van arbeidsongeschiktheid was. Dit besluit werd door de appellant bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
De appellant was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en stelde dat het Uwv de beschikbare medische informatie, met name van longarts F.A.N. Cox, niet op de juiste waarde had ingeschat. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de gronden van de appellant herhaald, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank de argumenten op juiste wijze had besproken. De Raad oordeelde dat er voldoende informatie beschikbaar was over de gezondheidstoestand van de appellant op de relevante datum en dat de beoordeling van het Uwv correct was.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier S.K. Dekker, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.