ECLI:NL:CRVB:2014:2554
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 10 januari 2002 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats omdat appellante vanaf 1 oktober 2010 de inlichtingenverplichting had geschonden door onjuiste en onvoldoende informatie te verstrekken over haar woonsituatie en financiële situatie. Het college van burgemeester en wethouders van Lelystad had een onderzoek ingesteld naar de woonsituatie van appellante, nadat een andere klant zich op hetzelfde adres had ingeschreven. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde, wat werd bevestigd door een huisbezoek en analyses van bankafschriften.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde en dat de aanwezigheid van een andere klant tijdelijk was. De Raad oordeelde echter dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de onderzoeksgegevens voldoende basis boden voor de conclusie dat appellante vanaf 1 januari 2011 niet daadwerkelijk op het uitkeringsadres woonde.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking van de bijstand per 1 oktober 2010 terecht was, omdat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van griffier O.P.L. Hovens, en werd openbaar uitgesproken op 29 juli 2014.