ECLI:NL:CRVB:2014:2542

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juli 2014
Publicatiedatum
29 juli 2014
Zaaknummer
13-3820 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AIO-uitkering met betrekking tot kerstbonus

In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) van appellant, die naast zijn AOW en Arubaans pensioen sinds februari 2009 een AIO-uitkering ontving. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft meerdere besluiten genomen om de AIO-uitkering van appellant te herzien en terug te vorderen, omdat er teveel was uitgekeerd over de periode van februari 2009 tot en met mei 2012. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep ongegrond verklaarde. Appellant is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat de Svb toezeggingen heeft gedaan die niet zijn nagekomen en dat de kerstbonus ten onrechte is verrekend met de AIO-uitkering.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant heeft na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd doorgewerkt en wisselende inkomsten ontvangen. De Svb heeft de AIO-uitkering herzien op basis van de ontvangen informatie, maar appellant heeft niet aangetoond dat de Svb onterecht tot terugvordering is overgegaan. De Raad oordeelt dat de Svb terecht rekening heeft gehouden met de kerstbonus, die onderdeel uitmaakt van het Arubaans pensioen en dus tot de middelen van appellant behoort. De Raad bevestigt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3820 WWB, 13/3821 WWB
Datum uitspraak: 29 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
20 juni 2013, 12/4942 en 12/4943 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.A.S. Maduro, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Maduro. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren [in] 1944, heeft naast zijn inkomsten uit arbeid, zijn pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en zijn Arubaans pensioen, sedert februari 2009 een uitkering op grond van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) ontvangen.
1.2.
Bij besluiten van 24 februari 2012, 20 juni 2012, 28 juni 2012 (2x) en 29 juni 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluiten van 10 oktober 2012 en 1 november 2012 (bestreden besluiten) heeft de Svb de AIO-uitkering van appellant over de periode februari 2009 tot en met mei 2012 diverse malen herzien, de over die periode teveel uitgekeerde AIO-uitkering van appellant teruggevorderd, de uitkering vanaf juli 2012 hervat en een betalingsregeling vastgesteld.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de tegen de bestreden besluiten ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant stelt dat het in strijd met het vertrouwensbeginsel is dat toezeggingen van de Svb niet worden nagekomen. Daarnaast heeft de Svb ten onrechte de incidentele kerstbonus verrekend met de AIO-uitkering. Anders dan de rechtbank is appellant van mening dat de Svb in redelijkheid niet tot terugvordering heeft mogen overgaan, nu hij de Svb tijdig op de hoogte heeft gesteld van zijn situatie en er geen sprake was van nieuwe informatie. Ook verzet appellant zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het tijdsverloop met name door hemzelf is veroorzaakt.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd doorgewerkt via uitzendbureau’s en uit die werkzaamheden wisselende inkomsten ontvangen. Het vaste Arubaans pensioen was in verband met de wisselkoers aan kleine schommelingen onderhevig. Dit brengt met zich mee dat de Svb eerst achteraf na ontvangst van de benodigde gegevens de hoogte van de AIO-uitkering van appellant heeft kunnen vaststellen. Niet in geschil is dat appellant aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan. Desgevraagd heeft appellant alle informatie ingezonden die nodig was voor de berekening van de hoogte van zijn
AIO-uitkering. Gelet op de zich in het dossier bevindende rappelbrieven van de Svb is de ontstane vertraging in de afwikkeling niet door de Svb veroorzaakt, maar door appellant. De Svb heeft steeds binnen korte tijd na ontvangst van de gevraagde informatie de primaire besluiten afgegeven, zodat wat appellant heeft aangevoerd geen grond oplevert voor het oordeel dat de Svb niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruik heeft kunnen maken.
4.2.
Appellant heeft met een beroep op het vertrouwensbeginsel aangevoerd dat hem door een medewerker van de Svb te verstaan is gegeven dat eventuele bijverdiensten geen gevolgen zouden hebben voor de hoogte van zijn AIO-uitkering. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan volgens vaste rechtspraak van de Raad van 19 november 2009 (ECLI:NL:CRVB:BK4735) alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. Aan deze eisen wordt in dit geval niet voldaan. Dat appellant in de veronderstelling verkeerde dat de bijverdiensten tot een bepaald bedrag geheel buiten beschouwing zouden worden gelaten, maakt dat niet anders.
4.3.
Terecht heeft de Svb bij de berekening van de hoogte van de AIO-uitkering rekening gehouden met de uit het Arubaans pensioen voortvloeiende kerstbonus. Deze bonus wordt weliswaar eenmaal per jaar uitgekeerd, maar is onderdeel van het Arubaans pensioen van appellant en behoort als zodanig tot de middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de WWB. Een kerstbonus valt voorts niet onder de in het tweede lid van artikel 31 van de WWB limitatief opgesomde vermogens- of inkomensbestanddelen die, in afwijking van het eerste lid, niet tot de middelen worden gerekend.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2014.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) O.P.L. Hovens
IvZ