Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2014.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1941, op 12 september 2010 een aanvraag ingediend op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Deze aanvraag werd op 19 maart 2012 afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat appellante vervolging heeft ondergaan in de zin van de Wuv. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en op 24 juli 2014 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de psychische klachten van appellante niet of nauwelijks in verband staan met het overlijden van haar biologische vader, die zij nooit heeft gekend. De klachten zijn eerder te verklaren door andere grote tegenslagen en problemen in haar leven.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De Raad heeft de medische rapporten en verslagen van therapeuten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen direct verband is tussen de psychische klachten van appellante en het overlijden van haar vader. De Raad benadrukte dat alleen klachten die rechtstreeks met het overlijden samenhangen in aanmerking komen voor gelijkstelling met de vervolgde. Klachten die indirect verband houden, zoals die voortkomen uit een verstoorde opvoeding, worden niet meegewogen.
De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 juli 2014.