ECLI:NL:CRVB:2014:2528

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
13-22 WUV-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over vergoeding van kosten voor een elektrisch verstelbaar bed in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 24 juli 2014, wordt het beroep van appellante tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank behandeld. Appellante, geboren in 1922 en erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), heeft verzocht om vergoeding van de kosten van een volledig automatisch (elektrisch) verstelbaar bed. Dit verzoek is eerder afgewezen, omdat verweerder het bed als een algemeen gebruikelijke voorziening beschouwde. De Raad oordeelt dat deze afwijzing niet voldoende is onderbouwd.

De Raad stelt vast dat de afwijzing van de vergoeding voor het elektrisch verstelbare bed primair is gebaseerd op de veronderstelling dat het een algemeen gebruikelijke voorziening is. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het advies van zijn geneeskundig adviseur, die stelde dat een elektrisch verstelbaar bed alleen in bijzondere gevallen noodzakelijk kan zijn. De Raad kan deze redenering niet volgen, omdat de kosten van een elektrisch verstelbaar bed aanzienlijk hoger zijn dan die van een gewoon bed en het niet aannemelijk is dat dit bed enkel vanwege de leeftijd van de betrokkene wordt aangeschaft.

Bovendien is er in het medisch advies niet voldoende onderzocht of de causale klachten van appellante de gevraagde voorziening medisch noodzakelijk maken. De Raad concludeert dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust en draagt verweerder op om binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak het gebrek in het besluit te herstellen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.

Uitspraak

13/22 WUV-T
Datum uitspraak: 24 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Israël (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 oktober 2012, kenmerk BZ01475123 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2014. Daar is appellante, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante, geboren in 1922, is erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Aanvaard is dat haar psychische klachten, rug- en gewrichtsklachten in causaal verband staan met de vervolging.
1.2. In december 2011 heeft appellante verzocht om vergoeding van de kosten van een volledig automatisch (elektrisch) verstelbaar bed. Het doel daarvan is onder meer dat zij wordt geholpen om in een zitpositie te komen en vervolgens gemakkelijk uit het bed kan stappen. Op deze aanvraag is afwijzend beslist bij besluit van 12 april 2012. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
In beroep komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Verweerder heeft de afwijzing van de vergoeding voor een elektrisch verstelbaar bed primair gebaseerd op de overweging dat zo'n bed een algemeen gebruikelijke voorziening is, omdat het een vrij in de handel verkrijgbaar bed betreft met als oogmerk extra comfort. Daarnaast heeft verweerder in overeenstemming met het advies van zijn geneeskundig adviseur het standpunt betrokken dat vanuit een medisch oogpunt alleen in bijzondere gevallen een elektrisch verstelbaar bed noodzakelijk kan worden geacht, met name indien de betrokkene vanwege causale klachten op een verstelbaar bed is aangewezen en vanwege een causale hart- en/of longaandoening niet in staat is om het bed zelf te verstellen.
2.2.
De Raad kan verweerder niet volgen in zijn standpunt dat het hier aan de orde zijnde elektrisch verstelbare bed als algemeen gebruikelijk kan worden gekwalificeerd. Niet alleen liggen de kosten die gemoeid zijn met de aanschaf van een dergelijk bed beduidend hoger dan bij een gewoon seniorenbed (hoog bed), maar ook is niet aannemelijk geworden dat een elektrisch verstelbaar bed als hier aan de orde gewoonlijk zal worden aangeschaft enkel vanwege het toenemen van de leeftijd van de betrokkene. Dat het een bed is dat in de handel vrij verkrijgbaar is, doet hieraan niet af.
2.3.
In het medisch advies dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt is naast het oordeel dat een elektrisch verstelbaar bed een algemeen gebruikelijke voorziening is ook een meer inhoudelijk oordeel gegeven over de medische noodzaak van zo'n bed. Daarbij is in algemene termen het standpunt ingenomen dat het hier gaat om een voorziening die uitsluitend kan worden toegekend indien bij de betrokkene sprake is van causale hart- en of longaandoening. Niet is (nader) onderzocht of de causale klachten van appellante in concreto de gevraagde voorziening medisch noodzakelijk maken. Daartoe bestond wel aanleiding, nu uit gegevens van de huisarts lijkt te kunnen worden afgeleid dat appellante vanwege causale rug of gewrichtsklachten op verstelbaarheid van haar bed en op elektrische ondersteuning van het verstelmechanisme is aangewezen.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit, in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering berust. De Raad acht het aangewezen dat verweerder een nader standpunt inneemt over de medische noodzaak in concreto en dit neerlegt in een nieuw besluit. Van mogelijke benadeling van derden is daarbij geen sprake. Aan verweerder zal dan ook met toepassing van artikel 17, zesde lid (oud), van de Beroepswet worden opgedragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De Raad zal daarvoor, mede gelet op een noodzaak van een medisch onderzoek, een termijn van drie maanden stellen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt verweerder op om binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak het gebrek in het bestreden besluit van 8 oktober 2012 te herstellen met inachtneming, met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en
B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
De griffier is buiten staat te ondertekenen

HD