ECLI:NL:CRVB:2014:2520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
13-4581 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van verhuizing en herinrichting door burger-oorlogsslachtoffer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant, geboren in 1930, heeft in maart 2013 verzocht om vergoeding van de kosten van verhuizing en herinrichting, omdat hij zijn woning gedwongen moest verkopen vanwege financiële problemen. Dit verzoek werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank, die stelde dat er geen medische noodzaak of medisch-sociale wenselijkheid voor de verhuizing aanwezig was, zoals bevestigd door twee adviserend geneeskundigen.

De Raad overweegt dat voor het toekennen van een vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten, er een combinatie van niet-causale en causale klachten moet zijn die de verhuizing noodzakelijk maken. De Raad heeft het beleid van verweerder, dat een vergoeding alleen kan worden toegekend als aan deze voorwaarden is voldaan, als houdbaar beoordeeld. In dit geval was de reden voor de verhuizing van de appellant niet medisch onderbouwd, maar voortgekomen uit financiële druk door de dreiging van gedwongen verkoop van zijn woning.

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

13/4581 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 24 juli 2014
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 juli 2013, kenmerk BZ01633412 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2014, waar appellant niet is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind en
mr. C. Vooijs.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren in 1930, is in 1994 erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Daarbij is aangenomen dat bij hem sprake is van blijvende psychische invaliditeit als gevolg van het door hem ondergane oorlogsgeweld. Later is ook aanvaard dat de gevolgen van een neusfractuur met dat oorlogsgeweld in verband staan.
1.2. In maart 2013 heeft appellant verzocht om aan hem de kosten van verhuizing en herinrichting te vergoeden. Hierbij heeft hij laten weten dat hij zijn huis gedwongen moet verkopen vanwege financiële problemen. Op dit verzoek heeft verweerder afwijzend beslist bij besluit van 3 juni 2013, welke afwijzing na bezwaar is gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2.
Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd overweegt de Raad als volgt.
2.1.
Verweerder hanteert als beleid dat een vergoeding voor verhuis- en herinrichtingskosten kan worden toegekend als de causale medische klachten een verhuizing naar een andere (adequate) woning noodzakelijk maken. Voor het toekennen van een tegemoetkoming geldt
- kort gezegd - de voorwaarde dat sprake is van een combinatie van niet-causale klachten die de verhuizing medisch noodzakelijk maken en causale klachten die de verhuizing wenselijk maken. De Raad heeft meermalen uitgesproken dit beleid van verweerder houdbaar te achten.
2.2.
De hier in geding zijnde afwijzing is gebaseerd op adviezen van twee adviserend geneeskundigen van verweerder. Deze hebben beiden geen medische noodzaak of een medisch-sociale wenselijkheid voor een verhuizing aanwezig geacht. Uit deze adviezen en de overige gedingstukken blijkt dat de bank waar appellant zijn hypotheek heeft afgesloten dreigt met gedwongen verkoop van de woning. Ook appellant zelf heeft aangegeven dat dit de reden vormt om te verhuizen. Daarmee wordt niet voldaan aan de onder 2.1 genoemde criteria. Dat de te betrekken woning zou moeten voldoen aan bepaalde eisen in verband met de psychische klachten van appellant, maakt dat niet anders.
2.3.
Het beroep wordt dus ongegrond verklaard.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en
B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
De griffier is buiten staat te ondertekenen

HD