ECLI:NL:CRVB:2014:2511

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
12-6277 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor Taxi Plus op basis van geschiktheid voor openbaar vervoer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen. De appellante, geboren in 1949, had een aanvraag ingediend voor de voorziening 'Taxi Plus' op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vanwege haar gezondheidsproblemen, waaronder een functiestoornis van het hart en een chronische longaandoening. Het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde heeft deze aanvraag op 27 augustus 2010 afgewezen, omdat appellante in staat werd geacht gebruik te maken van het openbaar vervoer.

De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, waarbij zij aanvoerde dat een rapport van de GGD Groningen niet was betrokken bij de beoordeling. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 24 januari 2012. De rechtbank Groningen heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante in staat is om met het openbaar vervoer te reizen, ondanks haar beperkingen. De Raad heeft zich verenigd met de overwegingen van de rechtbank en benadrukt dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de conclusie zouden kunnen veranderen. De Raad bevestigt dat het college zich op zorgvuldige wijze heeft gebaseerd op het rapport van Trompetter & Van Eeden, waarin ook informatie van de GGD Groningen is meegenomen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/6277 WMO
Datum uitspraak: 23 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
19 oktober 2012, 12/721 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2014. Voor appellante is
mr. Bakker verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.D.H. Meijer.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1949, ondervindt beperkingen ten gevolge van een functiestoornis van het hart, een chronische longaandoening met langzaam progressief verloop en een chronisch pijnsyndroom. In verband met haar beperkingen heeft appellante op 17 juli 2010 bij het college een aanvraag ingediend voor onder meer een voorziening voor collectief vervoer, in de vorm van ‘Taxi Plus’, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.2.
Mede naar aanleiding van deze aanvraag is op 6 augustus 2010 een sociaal medisch adviesrapport opgemaakt door A.G. Kolkman, senior indicatieadviseur, en E.J. Vermaak, arts, van Trompetter & Van Eeden. Bij besluit van 27 augustus 2010 heeft het college de aanvraag voor de ‘Taxi Plus’ afgewezen op de grond dat appellante in staat wordt geacht om gebruik te maken van het openbaar vervoer.
1.3.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing. Zij heeft naar voren gebracht dat het rapport van arts-adviseur B. van de Bleij van GGD Groningen van 21 april 2010 ten onrechte niet is betrokken bij de beoordeling. Bij besluit van 24 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 augustus 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil de vraag of terecht is geoordeeld dat appellante in staat is om ondanks haar beperkingen te reizen met het openbaar vervoer.
4.2.
De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. In hetgeen in hoger beroep - bij wijze van herhaling van het gestelde in eerste aanleg - door appellante is aangevoerd noch anderszins zijn in de voorhanden gegevens aanknopingspunten gevonden om in een andere zin dan de rechtbank te oordelen. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.3.
De rechtbank is met juistheid tot het oordeel gekomen dat het college zich heeft kunnen baseren op het voornoemde rapport van Trompetter & Van Eeden, welk rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit het rapport leidt de Raad af dat de informatie van de GGD te Groningen is betrokken bij de beoordeling. Van de zijde van appellante zijn ook in hoger beroep geen (medische) gegevens overgelegd die zouden moeten leiden tot de conclusie dat zij niet in staat is te reizen met het openbaar vervoer.
4.4.
Uit hetgeen is overwogen in 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014.
(getekend) J. Brand
(getekend) H.J. Dekker
IvZ