ECLI:NL:CRVB:2014:2487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van partnertoeslag op basis van inkomen partner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de herziening en terugvordering van een deel van de partnertoeslag die aan appellante was toegekend op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Appellante had studiefinanciering aangevraagd, inclusief een partnertoeslag, maar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft vastgesteld dat appellante een deel van deze toeslag ten onrechte heeft ontvangen. Dit leidde tot een terugvordering van € 3.343,62.
De Minister had in een eerder besluit het bezwaar van appellante tegen de terugvordering ongegrond verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het inkomen van de partner van appellante in 2010 het grensbedrag van € 718,25 overschreed, waardoor de Minister terecht tot herziening en terugvordering was overgegaan. Appellante betwistte in hoger beroep de juistheid van de vastgestelde inkomensgegevens van haar partner, maar de Raad oordeelde dat de Minister het beleid correct had toegepast. De Raad bevestigde dat het inkomen van de partner van appellante in de maanden mei tot en met oktober 2010 boven het grensbedrag lag, en dat de rechtbank terecht tot de conclusie was gekomen dat er geen recht op de partnertoeslag bestond.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.