ECLI:NL:CRVB:2014:2486
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Overschrijding bijverdiengrens en toepassing van de hardheidsclausule in studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had studiefinanciering ontvangen op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) voor het jaar 2010. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had vastgesteld dat de appellant in 2012 een verzamelinkomen had van € 16.859,-, wat de bijverdiengrens van € 13.215,83 overschreed. Hierdoor werd een vordering wegens meerinkomen van € 1.987,02 vastgesteld. De Minister verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond, omdat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven tot toepassing van de hardheidsclausule.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten en voegde hij toe dat zijn situatie in 2010 en 2011, waaronder de slechte gezondheid van zijn vader en problemen met belastingaangifte, hem belemmerden om tijdig actie te ondernemen. De Raad oordeelde echter dat de Minister niet in redelijkheid had kunnen afzien van de vordering, omdat de appellant niet voor 1 juli 2011 had aangegeven dat hij meerinkomen had genoten. De Raad benadrukte dat de appellant proactief had moeten handelen, vooral gezien zijn meerdere inkomensbronnen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de aangevallen uitspraak werd bevestigd.