ECLI:NL:CRVB:2014:2415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van bijstand wegens overschrijding vermogensgrens en niet tijdig overleggen van gegevens
In deze zaak gaat het om de opschorting en intrekking van bijstand aan appellanten, die sinds 24 december 1986 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft een onderzoek ingesteld naar het bezit van onroerende zaken in Marokko door appellant. Hieruit bleek dat appellant eigenaar is van een huis in Marokko, waarvan de waarde op € 14.040,- is vastgesteld. Daarnaast hebben appellanten een inwonend meerderjarig kind met inkomsten uit arbeid. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft appellanten herhaaldelijk verzocht om inkomens- en bankgegevens van hun zoon, maar appellanten hebben hieraan geen gehoor gegeven. Dit leidde tot de opschorting van hun bijstandsrecht per 12 januari 2012 en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand per 12 januari 2012.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de woning in Marokko niet uitsluitend hun eigendom is, maar ook van andere familieleden, en dat de waarde van de woning minder is dan € 10.000,-. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat appellanten niet tijdig de gevraagde gegevens hebben overgelegd en dat het college op grond van artikel 54, eerste lid, van de WWB bevoegd was tot opschorting van het recht op bijstand. De Raad bevestigt dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat hen geen verwijt valt te maken voor het niet overleggen van de gegevens. De beroepsgrond dat de woning in Marokko niet alleen eigendom van appellanten is, leidt niet tot een ander oordeel. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.