ECLI:NL:CRVB:2014:2402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ziektewetuitkering van appellant. Appellant, die sinds 22 maart 2010 met psychische klachten uitgevallen was als zorgcoördinator, ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst per 1 juli 2010. De verzekeringsarts concludeerde op 11 augustus 2011 dat appellant per 15 augustus 2011 weer geschikt was voor arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld. Appellant ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op basis van een rapport van een bezwaarverzekeringsarts.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie van de artsen kon worden gedragen door de beschikbare gegevens. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunten en voegde aanvullende medische informatie toe, maar de Raad oordeelde dat deze informatie geen nieuwe inzichten bood die de eerdere conclusies konden weerleggen.
De Raad bevestigde dat de door appellant overgelegde medische informatie, waaronder rapporten van zijn psychiater, niet leidde tot een ander oordeel over zijn geschiktheid voor arbeid op de datum in geding. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.