ECLI:NL:CRVB:2014:2394

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
12-4783 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op een WGA-uitkering van appellant, die sinds 28 september 2006 uitgevallen is wegens psychische klachten. Na afloop van de wettelijke wachttijd is bij besluit van 17 mei 2010 vastgesteld dat hij recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een arbeidsongeschiktheid van 100%. Echter, na een herbeoordeling op 13 september 2011 door verzekeringsarts Ch. Lemmers, werd vastgesteld dat appellant beperkingen had, maar dat hij niet meer geschikt was voor zijn eigen werk. De arbeidsdeskundige F. van Alphen concludeerde dat appellant nog wel voor zes andere functies geschikt was, wat leidde tot een herziening van zijn uitkering. Op basis van deze herbeoordeling heeft het Uwv op 17 november 2011 besloten dat appellant vanaf 18 januari 2012 geen recht meer had op de WGA-uitkering.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat. In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn twijfels geuit over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de verbetering van zijn situatie.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de (bezwaar)verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek hebben ingesteld. De Raad oordeelde dat de medische gegevens en de vastgestelde beperkingen op basis van de FML juist waren en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berustte. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.

Uitspraak

12/4783 WIA
Datum uitspraak: 16 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
6 augustus 2012, 12/1304 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.J.C. Asselbergs, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Asselbergs. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
V.A.R. Kali.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, die metaalbewerker is geweest, is op 28 september 2006 uitgevallen wegens psychische klachten. Na afloop van de wettelijke wachttijd is bij besluit van 17 mei 2010 vastgesteld dat hij vanaf 24 september 2008 recht heeft op een loongerelateerde
WGA-uitkering. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%.
1.2. In het kader van een herbeoordeling is appellant op 13 september 2011 onderzocht door verzekeringsarts Ch. Lemmers, die in zijn rapport van 17 september 2011 heeft vastgesteld dat appellant als gevolg van psychische en fysieke klachten beperkingen heeft. Deze beperkingen heeft hij weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens is arbeidsdeskundige F. van Alphen in zijn rapport van 4 november 2011 tot de conclusie gekomen dat appellant niet meer geschikt is voor zijn eigen werk maar nog wel voor een zestal andere functies. Op basis van drie van deze functies heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35%. In overeenstemming met dit rapport heeft het Uwv bij besluit van 17 november 2011 vastgesteld dat appellant vanaf
18 januari 2012 geen recht meer heeft op een WGA-uitkering.
1.3. In overeenstemming met de bevindingen neergelegd in rapporten van een bezwaarverzekeringsarts van 5 april 2012 en een bezwaararbeidsdeskundige van 19 april 2012 heeft het Uwv bij besluit van 24 april 2012 (bestreden besluit) het door appellant tegen het besluit van 17 november 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig en volledig is geweest. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de medische beperkingen van appellant tot het verrichten van arbeid niet zijn onderschat en dat de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapport van 19 april 2012 in voldoende mate heeft gemotiveerd dat de voor appellant geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid zoals die is omschreven in de FML.
3.
Evenals eerder in de procedure heeft appellant in hoger beroep gesteld dat hem destijds na een uitvoerig medisch onderzoek een WGA-uitkering is toegekend. Hij bestrijdt dat sindsdien zijn medische situatie is verbeterd en hij is van mening dat het medisch onderzoek dat heeft geleid tot het thans bestreden besluit weinig zorgvuldig is geweest.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Anders dan appellant heeft gesteld, hebben de (bezwaar)verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek ingesteld naar de medische situatie van appellant ten tijde hier in geding. Daartoe wordt overwogen dat de verzekeringsarts appellant heeft onderzocht en dat zowel deze arts als bezwaarverzekeringsarts, die appellant tijdens de hoorzitting heeft gezien, de beschikking hebben gehad over informatie uit de behandelend sector. De voor appellant in de FML vastgestelde beperkingen kunnen op grond van de beschikbare medische gegevens evenmin voor onjuist worden gehouden, waarbij in overweging is genomen dat de verzekeringsartsen in voldoende mate hebben gemotiveerd dat er ten tijde hier in geding uit de psychische klachten van appellant minder beperkingen voortvloeien dan in 2008 het geval was. Gelet op het vorenstaande kan het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berust niet voor onjuist worden gehouden.
4.2.
Het standpunt van de rechtbank dat de geschiktheid van de functies in voldoende mate is aangetoond, wordt eveneens onderschreven. Daarvoor wordt verwezen naar het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 19 april 2012, waarin de signaleringen met betrekking tot de belastende factoren van de functies voldoende inzichtelijk en overtuigend zijn toegelicht.
4.3.
Gelet op de overwegingen in 4.1 en 4.2 wordt geoordeeld dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2014.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) G.J. van Gendt
ew