ECLI:NL:CRVB:2014:2363

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
13-3202 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens te late indiening van het bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift dat door appellanten, [appellant] en [appellante], was ingediend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Appellanten hadden op 24 oktober 2011 bijzondere bijstand aangevraagd, welke aanvraag op 31 oktober 2011 werd afgewezen. Tegen deze afwijzing maakten zij bezwaar, maar het bezwaarschrift werd pas op 13 december 2011 voor ontvangst gestempeld, terwijl de bezwaartermijn op 12 december 2011 eindigde. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend en dat appellanten niet konden aantonen dat het bezwaarschrift eerder was ontvangen. De keuze om het bezwaarschrift via een koerier te verzenden zonder bewijs van ontvangst te verlangen, werd als een risico voor appellanten beschouwd. De Raad bevestigde de beslissing van het college om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen omstandigheden waren die de niet-ontvankelijkverklaring konden rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

13/3202 WWB, 13/3203 WWB
Datum uitspraak: 15 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 mei 2013, 12/540 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats 1] en [appellante] te [woonplaats 2] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. J.J.H.S. Thomassen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. L.E.I.K. Jaminon, advocaat, heeft zich gesteld als opvolgend gemachtigde van appellant.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2014. Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door voormelde gemachtigden. Namens het college is verschenen
mr. A.F. Dekker.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten hebben op 24 oktober 2011 bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor de kosten van de eigen bijdrage in advocaatkosten.
1.2.
Bij besluit van 31 oktober 2011, op gelijke datum verzonden, is deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Appellanten hebben met een brief van 9 december 2011 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is in de brievenbus van het gemeentehuis van Heerlen (gemeentehuis) gedeponeerd. Het bezwaarschrift is op 13 december 2011 voor ontvangst gestempeld. Het college heeft appellanten verzocht aan te geven waarom het bezwaarschrift niet tijdig, te weten uiterlijk op 12 december 2011, is ingediend. Appellanten hebben geantwoord dat het bezwaarschrift op 9 december 2011 is afgegeven aan [naam bedrijf] en dat het tijdig is bezorgd.
1.4.
Bij besluit van 28 februari 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 31 oktober 2011 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat appellanten de bezwaartermijn hebben overschreden en deze overschrijding niet verschoonbaar is.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3.
Appellanten hebben zich in hoger beroep op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge de artikelen 6:7, 6:8 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt, voor zover thans van belang, het volgende. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop het besluit door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt verzending per koeriersdienst niet aangemerkt als verzending per post als bedoeld in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb (uitspraak van de Raad van 16 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012BY53251).
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat de bezwaartermijn liep van 1 november 2011 tot en met
12 december 2011. Uit 4.1 volgt dat moet worden beoordeeld of het bezwaarschrift voor het einde van deze termijn is ontvangen. De beroepsgrond dat het bezwaarschrift op 9 december 2011 is verzonden, kan appellanten daarom niet baten.
4.3.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of het college het bezwaarschrift voor het einde van de termijn heeft ontvangen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat het bezwaarschrift is binnengekomen op de datum die is vermeld op het stempel dat er bij binnenkomst op is geplaatst (zie de uitspraak van de Raad van 16 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY5325). Het op 9 december 2011 gedateerde bezwaarschrift is, blijkens een daarop aangebracht stempel en zoals ook bevestigd door het college, ontvangen op 13 december 2011 en dus na het eindigen van de bezwaartermijn op 12 december 2011. Het is dan aan appellanten om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift eerder, en wel uiterlijk op 12 december 2011 om 24.00 uur, is binnengekomen.
4.4.
Appellanten zijn hierin niet geslaagd. De door appellanten overgelegde kopie van het postboek van hun gemachtigde, waarin is vermeld “9/12 - uit: Gem. Heerlen inz. [appellant] zegt niets over de ontvangst van het bezwaarschrift. Ook de schriftelijke verklaring van een medewerker van [naam bedrijf], inhoudende dat hij de envelop behorende bij deze zending in de nacht van 9 op 10 december 2011 heeft bezorgd in de brievenbus van de gemeente Heerlen tegelijkertijd met 21 andere enveloppen, is niet toereikend. Niet duidelijk is welke envelop het bezwaarschrift bevatte. Voorts is van belang dat het college heeft aangevoerd dat de brievenbus van het gemeentehuis twee keer per werkdag wordt geleegd en dat de ontvangen post op de betreffende afdeling voor ontvangst wordt afgestempeld. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat deze informatie niet juist zou zijn. Indien het bezwaarschrift in de nacht van 9 op 10 december 2011 in de brievenbus van het gemeentehuis zou zijn gedeponeerd, zou het op maandag 12 december 2011 voor ontvangst zijn gestempeld. Nu dit niet is gebeurd en, anders dan appellanten hebben gesteld, daarvoor geen aan het college toe te rekenen oorzaak valt aan te wijzen, kan niet van de door appellanten gestelde bezorgdatum worden uitgegaan.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het bezwaarschrift van 9 december 2011 niet tijdig is ingediend. Ten aanzien van een na afloop van de gestelde termijn ingediend bezwaarschrift blijft ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Van omstandigheden die ertoe moeten leiden dat niet-ontvankelijkverklaring achterweg dient te blijven, is niet gebleken. De keuze van appellanten om het bezwaarschrift tegen het einde van de bezwaartermijn door middel van een koerier te verzenden, zonder een bewijs van ontvangst van het college te verlangen, dient voor hun rekening te komen.
4.6.
Uit wat is overwogen in 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het college het bezwaar van appellanten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.7.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2014.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) J.T.P. Pot

HD